Wat op het eerste zicht een ecologische meerwaarde heeft, kan op dat gebied wel eens dik tegenslaan!
Vertikale boerderijen lijken een oplossing te bieden voor het vergroenen van de landbouw, en het besparen op landbouwgrond.
Maar het klopt niet. Zo blijkt uit een studie van The Farm, een kunstopstelling in Brussel. Zij spreken over een ecologische paradox.
Waar zit het probleem?
Klassieke landbouw kan genieten van de zon (gratis energie) en de regen (gratis water). Bij vertikaal tuinieren moeten beide bronnen kunstmatig vervangen worden. Daarbij toch wel twee belangrijke parameters. Hoeveel (licht)energie is er nodig, en hoe wordt ze geleverd. De eerste parameter duidt al aan dat we energie zullen moeten creëren. Dat heeft een ecologische kost. Je kan die energie leveren via zonnepanelen (tweede parameter). Maar als je de techniek toepast op industriële schaal, dan verlies je de grootste troef: de plaatswinst van vertikaal tuinieren wordt teniet gedaan door de behoefte aan bijkomende oppervlaktes zonnepanelen. Je hebt dus geen plaatswinst, en je moet gratis energie vervangen door kunstmatige energie.
Het probleem is minder groot als je de energie uit fossiele brandstoffen haalt. Maar dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn van een groen project.
Er is wel een positief effect op een efficiënter watergebruik …. voor water-eisende planten zoals sla, tomaten, komkommers, … . Maar de landbouw moet ons ook koolhydraten (granen), proteïnen (peulvruchten) en vetten leveren. En daar ligt de ecologische kost van vertikale landbouw veel hoger.
Het helpt wel als je ‘verloren’ ruimte in openlucht (zoals de daken van gebouwen, verharde gronden, ….) recupereert als landbouw- of tuinierruimte. Dus: breng de betonstop in een stroomversnelling! Kleinschalige projecten vertikaal tuinieren, met zonnepanelen op een ‘verloren’ dak, zijn mogelijk wel zinvol. Maar voor je er aan begint, toch maar even bestuderen of het eindresultaat inderdaad een ecologische WIN is.